Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De HEERE is het [11]deel mijner erve, en mijns bekers; Gij [12]onderhoudt mijn lot. 11. Twee gelijkenissen worden hier gebruikt: de ene genomen van erven, die met snoeren gemeten en bij het lof werden uitgedeeld, zie Deut.3:4, en Deut.32:9; Joz.13: enz.; de andere van de huisvader elken huisgenoot zijn beker drank toedeelde. Verg. hfdst.11 vs.6. 12. Dat is, bewaart, of houdt in zekere bewaring voor mij. Verg. 2 Tim.4:8; 1 Petr.1:4,5.